Mechelen
|
De Veemarkt en de monumentale klassieke barokke Sint-Pieters-en-Pauluskerk, die door aartshertogen Albrecht en Isabella, werd gebouwd in de periode van 1669 tot 1709 omdat hun eerste kapel - nu de foyer van de Stadsschouwburg - te klein werd. Aan de noordoostelijke zijde siert de eveneens barokke voorgevel van het Sint-Romboutscollege. In het midden van de marktplaats staat het standbeeld van "Vadderik", de volkse naam, die vadsigaard wil zeggen, verwijst naar de gezette, bedachtzame zonderling die in allesbehalve atletische houding zit te niksen. Het hoorde bij een in 1718 aangelegde waterpomp en werd gebeeldhouwd door Mechelaar Frans Langhemans in opdracht van het gemeentebestuur.
|
Het paleis van Margareta van York is oorspronkelijk de verblijfplaats van de bisschop van Kamerijk als hij in Mechelen is. Margareta kiest het enorme Hof van Kamerijk als weduwegoed. Het wordt ook wel keizerhof genoemd, omdat Keizer Karel hier van 1500 tot 1515 verblijft. Net boven de kleine deur in de toren prijkt haar ruitvormige wapenschild, naast dat van haar echtgenoot, Karel de Stoute. De voormalige ontvangsthal van het paleis is nu stadsschouwburg.
Eduard IV, koning van Engeland, huwelijkt zijn
zus Margareta van York uit aan Karel de Stoute, hertog
van Bourgondië. Komt goed uit, want die is net weduwnaar geworden. Ook
Eduard ziet er brood in, want zo heeft hij een rijke bondgenoot tegen
Frankrijk. Uit zijn vorige huwelijk heeft Karel een dochter: Maria van
Bourgondië is net elf jaar oud als Margareta haar stiefmoeder wordt. De
twee kunnen het goed met elkaar vinden. Karel sneuvelt op het slagveld
en zijn dochter Maria volgt hem op – negentien, jong en onervaren. Maria
staat tegenover de zelfbewuste, rijke Vlaamse steden die naar meer
onafhankelijkheid streven. Ze wordt door Margareta van York met raad en
daad bijgestaan, maar dat is een doorn in het oog van de steden.
Margareta verlaat onder dwang het hof en vestigt zich op haar weduwegoed
in Mechelen.
|
Het Hof Van Savoye ook wel Paleis van Margaretha van Oostenrijk genoemd is een 16e-eeuws gebouw en één van de eerste renaissancegebouwen in de Nederlanden. Margaretha van Oostenrijk was landvoogdes van de Nederlanden. Het was eerst een stadspaleis van ridder Hieronymus Lauweryn, de raadsheer en hofmeester van Margaretha uit een bekende humanistische familie uit Brugge. Na problemen met zijn gezondheid kreeg Margaretha van Oostenrijk het huis toegewezen gelegen, maar het werd te klein en in 1507 begon men met de verbouwing. Een tweede bouwcampagne gebeurde van 1517 tot 1530 onder leiding van Rombout II Keldermans. Tot aan haar dood in 1530 verbleef Margaretha in dit paleis. Raadsleden kwamen er op bezoek, zoals Willem van Croÿ en Hendrik III van Nassau-Breda. In 1546 werd dit gebouw beschadigd tijdens de ontploffing van de Zandpoort. Tot 1561 bleef het stadseigendom, in dat jaar kreeg het een nieuwe bestemming als residentie van Antoine Perrenot de Granvelle, de eerste aartsbisschop van Mechelen, en rechterhand van Filips II. In 1609 werd het gebouw opnieuw aangekocht door de stad, om er de Grote Raad van Mechelen in onder te brengen die er zich in 1616 installeerde. Tot 1795 fungeerde het gebouw als de zetel voor De Grote Raad. Het complex werd in 1876-1885 o.l.v. provinciaal architect Leonard Blomme in neorenaissance stijl 'verbeterd'. Momenteel is het Gerechtshof er gevestigd.
|
Het Klapgat is een gangetje tegenover de toren van de Sint-Janskerk, waar de kerkgangers vroeger kwamen na de mis samen om bij te "klappen" (= Mechels voor babbelen). Het Groen Waterke dankt zijn naam aan het wateroppervlak dat bedekt is met eendenkroos. Eigenlijk is het een overblijfsel van de vliet Melaan die hier niet overdekt of gedempt werd. Aan de zijgevel van gebouwen die bij het water liggen, werden vroeger vaak platformpjes gemetseld. Het zijn de toiletten van toen. Men noemt ze heimelijkheden – wel een vreemde naam als je bedenkt hoe je daar te kijk zat.
|
Het toevluchtsoord of refuge van de Abdij van Sint-Truiden wordt in de zestiende eeuw opgericht door de benedictijnenabdij van Sint-Truiden. De abten van abdijen en kloosters laten al vroeg refuges of toevluchtsoorden optrekken in de omwalde steden. Daar kunnen ze verblijven als ze in de stad of op doorreis zijn. In tijden van oorlog bieden de refuges ook bescherming en kunnen ze contact houden met de aartsbisschop in Mechelen. Vandaag maakt dit mooie gebouw deel uit van het aartsbisschoppelijk paleis. De gebouwen zijn verbonden via een overdekte brug.
|
Brouwerij Lamot
|
De Sint-Janskerk is een 15e-eeuwse gotische kerk die gewijd is aan Johannes de Doper en Johannes de Evangelist. In de 13e eeuw stond er op deze locatie al een kapel gewijd aan Johannes de Doper. In diezelfde eeuw werd de kapel tot parochiekerk verheven. In de loop van de 14e eeuw werd deze kapel dan uitgebreid met een koor, een dwarsbeuk en zijbeuken. In de tweede helft van de 15e eeuw werd de kerk dan tot een volwaardig gebedshuis uitgebreid. Tijdens de godsdienstoorlogen werd het interieur geplunderd en zelfs als kazerne gebruikt voor de troepen van Alva. Het verhaal gaat dat de torenspits afkomstig zou zijn van de oude Sint-Romboutstoren, de voorganger van de huidige Sint-Romboutstoren. De 'Aanbidding der Wijzen' van Pieter Paul Rubens vormt een onderdeel van het interieur. Moeder en Kind van Ernest Louis Adolphe Wynants (1878-1964), een Mechels beeldhouwer.
|
Het klooster van Bethanië. Bethanië is een plaats aan de jordaan waar Johannes de Doper optrad, werd na de Franse revolutie in 1810 omgevormd tot brouwerij De Posthoorn.
|
In brouwerij het Anker brouwt men de bieren Gouden Carolus (Classic, Tripel, Ambrio, Hopsinjoor en Christmas), Gouden Carolus Cuvée van de Keizer (Imperial Blond, Imperial Dark en Whisky Infused), Maneblusser (Lente, Herfstbok, Wit), Boscoli en Lucifer. De oudste verwijzing naar de brouwerij dateert uit 1471 wanneer Hertog Karel de Stoute een stadswet inriep dat het bier van de begijnen werd vrijgesteld van accijnzen voor de patiënten en eigen gebruik.
|
De zeventiende-eeuwse Begijnhofkerk heeft een schitterende barokke voorgevel, gebaseerd op Italiaans model. Omdat de Mechelse begijnen in die tijd vrij kapitaalkrachtig zijn, kunnen ze bekende architecten inhuren. De plannen worden getekend door de jezuïet Pieter Huyssens, maar de uitvoering ligt in handen van Brusselaar Jacques Francart, hofarchitect van de aartshertogen Albrecht en Isabella. De binnendecoratie wordt mee verzorgd door de jonge Mechelaar Lucas Faydherbe.
|
Groot Begijnhof : rond 1560 wordt het begijnhof buiten de stadsmuren vernield. De begijnen trekken opnieuw naar de binnenstad, waar het Groot Begijnhof groeit. Ze kopen bestaande panden op en bouwen nieuwe woningen. Daardoor krijgt het Groot Begijnhof een uniek karakter in vergelijking met begijnhoven uit andere steden. Conventen ontstonden dit waren gemeenschappelijke huizen in een begijnhof, waarin meerdere arme en/of alleenstaande begijnen samenleefden.
|
De gotische Sint-Katelijnekerk werd in de 14de eeuw gebouwd en staat in een buurt waar historisch gezien arme Mechelaars woonden. Dat zie je ook aan de bouw van de kerk zelf, aangezien het gebouw grote tekenen van spaarzaamheid vertoont. De kerk is namelijk eerder bescheiden qua omvang en heeft houten gewelven, die goedkoper waren dan hun stenen tegenhangers. Klein Begijnhof : in 1245 bestond er een gemeenschap van vrouwen, voldoende in aantal opdat een priester, Hendrik Surs, belast was met hun geestelijke leiding. Door hun toename in aantal hadden ze ondertussen van de deken een perceel grond gekocht (het huidige Klein Begijnhof achter de Sint-Katelijnekerk) en hierop een kapel gebouwd toegewijd aan de heilige Catharina, met in de buurt de huizen waar zij verbleven. Ze verzorgden verder bejaarde of zieke priesters en hun eigen zieke of zwakke begijnen. In een oorkonde van 1254 wordt Hendrik Surs vernoemd als kapelaan van het begijnhof.
|
Voormalig Godshuis der Heilige Drievuldigheid, later cellebroedersklooster, de kloosterorde De Cellebroeders was één van de vele ordes die zich na de godsdienstproblemen in de 16de eeuw vestigden in de stad. Zij verzorgden er de zieken, krankzinnigen en pestlijders. Dat verklaart ook waarom er geen ramen naar de buitenwereld zijn. Na de ontruiming tijdens de Franse periode namen de zusters franciscanessen deze taak over.
|
IJzerenleen met gotische leuningen die in de 16de eeuw werden opgesteld als leuningen aan het laatste stukje open vliet van de voormalige Vismarkt. Ook na het dichtleggen van het laatste openliggende deel van de vliet in 1675, bleven de leuningen op deze plaats staan. De benaming IJzerenleen dateert van de 17de eeuw als verwijzing naar deze ijzeren leuningen.
|
In de schaduw van de Sint-Romboutstoren, bevindt zich een buitengewoon historisch geklasseerd monument “De Cellekens”. Oorspronkelijk was het een tehuis voor alleenstaande behoeftige vrouwen en weduwen die gratis onderdak kregen van een weldoenster. De binnentuin, van de hand van meester-tuinarchitect Jacques Wirtz, is een oase van rust in de stad, waar Mariette Teugels haar beeldhouwwerken tentoon stelt. De Melaan of Melaanvliet bestond uit twee vlieten: de Oude en de Nieuwe Melaan, elk met een breedte van ongeveer zes tot zeven meter.
|
Vismarkt Oorspronkelijk lag de vismarkt op de IJzerenleen. De geuroverlast stoorde er talloze inwoners, waaronder Margareta van Oostenrijk. Een verhuis werd door tegenstanders nog verhinderd tot na de dood van Margareta. In de erop uitgevende tot dan geheel aan weerszijden bebouwde Nauwstraat werd een deel van de huizenrij tegen de Dijle afgebroken en de vishandel werd vanaf 1531 gehouden op de vrijgemaakte locatie, heden de Vismarkt. In 1613 werden er overdekte galerijen gebouwd, geschraagd door houten kolommen. Deze overdekte markt werd in 1953 afgebroken voor de aanleg van een parking. Nog enige decennia was er een concentratie van viswinkels, inmiddels allemaal verdwenen.
|
Kraanbrug, tussen 1289 en 1563 was er op deze plaats een 'passerelle' over de Dijle, die men toen de 'Nieuwe Brug' noemde. De naam Kraanbrug wordt pas gebruikt vanaf 1563-1565 toen de passerelle werd vervangen door een steviger exemplaar. De passerelle wordt in 1707 vervangen door een houten draaibrug, die in 1850 wordt vervangen door een ijzeren draaibrug. De huidige brug werd gebouwd in 1986 en is een kopie van de vorige metalen draaibrug.
|
Haverwerf : oorspronkelijk werd hier haver ontscheept en verhandeld. Haver is vroeger synoniem voor graan, en daarop heeft Mechelen de exclusieve stapelrechten: graanboten moeten in Mechelen stoppen en de hele lading drie dagen lang te koop aanbieden. Enkel wat niet in Mechelen verkocht wordt, mogen de handelaars weer opladen en verder vervoeren. De drie opmerkelijke huisjes bij de brug dateren uit de zestiende en zeventiende eeuw. Het hoekhuis heet Het Paradijske. De reliëfs boven de ramen verbeelden de scènes 'Het aards paradijs' en 'De boom der kennis van goed en kwaad'. In het midden staat De Duiveltjes, een van de mooiste houten gevels in ons land. Vroeger heette het De Verloren Zoon, want dat verhaal is boven de toegangsdeur uitgebeeld. Nu is het genoemd naar de duiveltjes die als zuilen fungeren. Links staat het huis Sint-Jozef, met centraal het reliëf van Sint-Jozef met het kind Jezus.
|
De Fonteinbrug is een boogbrug over de Dijle. De oude houten brug werd in 1371 door een gotische stenen brug vervangen. Deze had 3 bogen en ze had aanvankelijk stenen borstweringen die omstreeks 1730 vervangen werden door ijzeren leuningen. Wegens zijn bouwvallige staat werd de middenboog in 1820 afgebroken en bleven alleen nog de zuidelijke spitsboog en de bruggenhoofden over. De Fonteinbrug dankt haar naam aan een fontein die in de 16e eeuw beneden aan de brug geplaatst was.
|
De Hoogbrug (ook wel Groorbrug genoemd) is een 13de-eeuwse zandstenen brug. Het is waarschijnlijk de oudste nog bestaande en gebruikte brug van Vlaanderen. Onder het kasseienwegdek werd wel een betonplaat aangebracht. Er werd bij deze brug tol geheven, zowel op het water als op de weg. Om de brug te verdedigen stonden er ooit twee verdedigingstorentjes op. Met de versterkte vesten omheen de stad, werden de nutteloos geworden torentjes verwijderd maar de aanzetten ervan zijn nog steeds te zien. Tot de Franse Revolutie stond er op deze brug een smeedijzeren kruisbeeld, op de verhoogde arduin bij het hoogste punt in het midden. Een onder een hoek geplaatste boog van de brug getuigt van een vroegere vliet middenin de IJzerenleen.
|
Het Hof van Busleyden is een stadspaleis in vroege renaissancestijl, gebouwd begin 16e eeuw voor Jeroen van Busleyden. Deze Luxemburgse geleerde was onder Filips de Schone lid en rekwestmeester geworden van de Grote Raad van Mechelen (1504). In datzelfde jaar werd hij priester en kanunnik van Sint-Rombouts. Hij nam deel aan de hoge politiek en diplomatie, en ontpopte zich tot een humanist en mecenas. Vanaf 1503 liet hij met stedelijke subsidies deze riante residentie bouwen. Het gebouw, in een overgangsstijl van late gotiek naar vroege renaissance, werd voltooid door architect Rombout II Keldermans. De palazzo van Busleyden werd al snel beroemd vanwege de banketten die hij er hield. Adriaan Boeyens was er te gast, lang voor hij paus werd. Ook bevriende intellectuelen als Erasmus, Cuthbert Tunstall en Thomas Morus kwamen over de vloer. De laatste begon er te schrijven aan zijn Utopia en liet ook een hymne na over de magnifieke residentie, waarin hij zong dat "enkel de hand van Daedalus" verantwoordelijk kon zijn voor zo'n oordeelkundig gebouwd huis. Het Sint-Jansgildenhuis, dat haar naam dankt aan haar 20e eeuwse functie als gemeenschapshuis van de parochie van Sint-Jan, was tussen 1530 en 1886 de woonst van verschillende hooggeplaatste ‘Mechelaars’, die vaak belangrijke posities vervulden in de Grote Raad of het Aartsbisdom.
|
Margaretha van Oostenrijk was hertogin van Savoye, landvoogdes van de Habsburgse Nederlanden en de enige dochter van Maximiliaan I van Oostenrijk en Maria van Bourgondië. Ze was de zuster van Filips de Schone, die huwde met Johanna van Castilië, ook de Waanzinnige genoemd.
|
De Sint-Romboutskathedraal is gewijd aan de Ierse missionaris Sint-Rombout of Rumoldus. Het gebouw is een driebeukige kruiskerk waarvan de bouw startte in de 13e eeuw. De kerk werd in 1312 gewijd en had de functie van een collegiale kerk. Van 1335 tot 1451 werden er verschillende delen in Brabantse gotiek bij gebouwd. Omstreeks 1452 ging alle aandacht uit naar de bouw van de toren. Het plan is een toren van zo’n 167 meter hoog, maar hij wordt niet hoger dan 97 meter. In 1559 werd het bisdom Mechelen opgericht en de Sint-Romboutskerk werd bevorderd tot kathedraal. Tijdens de godsdienstoorlogen in de 16e eeuw is veel van het oude meubilair en het zilverwerk verloren gegaan. Bij de Engelse Furie in 1580 werd de inboedel verwoest. Het gebeente van Sint-Rombout, de patroonheilige van de stad, werd verstrooid maar weer verzameld door de vrome bevolking. Tijdens het calvinistische bewind tussen 1580 en 1585 werd de kerk voor de protestantse eredienst gebruikt en werd alles wat aan de roomse eredienst herinnerde verwijderd.De toren werd tijdens de Eerste Wereldoorlog beschadigd door een Duits artilleriebombardement, nadat Belgische militairen ondanks een Duits ultimatum vanaf de toren met vlaggen signalen bleven geven naar het Fort van Walem. In 1972 richtte een brand opnieuw schade aan. Het oorlogsmonument de "Gevallenen van de beide Wereldoorlogen" van de Mechelse beeldhouwer Ernest Wijnants (1878-1964) werd in 1924 plechtig ingehuldigd op de Hendrik Speecqvest. In 1964 werd het verplaatst naar het Sint-Romboutskerkhof. Driehoekig afgesloten gedenkmuur van hardsteen met namen van slachtoffers uit beide wereldoorlogen. Op de uitspringende sokkel staan twee bronzen beelden: links een vrouwenfiguur met palmtak en laurierkrans, rechts een soldaat met geweer, zijn helm ligt aan zijn linkervoet.
|
Het stadhuis van Mechelen bestaat uit drie delen: Belfort : is een gotisch gebouw, uit de 14e eeuw en heeft diverse barokelementen uit de 17e eeuw. De toren zelf werd nooit volledig afgewerkt zoals gepland. Daarnaast werd in 1526 de noordkant afgebroken om er het Paleis van de Grote Raad te bouwen. Paleis van de Grote Raad : werd gebouwd in 1526 door Rombout II Keldermans om er de Grote Raad van Mechelen in onder te brengen. Het gebouw werd echter nooit afgewerkt, geldnood belette om het af te werken voorbij het gelijkvloers. Dit gebouw bleef onafgewerkt gedurende bijna 400 jaar. Tussen 1900-1911 werd het uiteindelijk dan toch, onder leiding van de architecten Van Boxmeer en Langerock, volgens de oorspronkelijke 16e-eeuwse plannen voltooid en het werd dus in neogotische stijl ingericht . Lakenhal : de lakenhal werd gebouwd in de 14e eeuw en werd gebruikt voor de handel in textielproducten. In 1342 woedde er een brand en werd het drastisch verbouwd. Sinds 1914 doen de 3 gebouwen dienst als stadhuis.
|
De Grote Markt is het centrale plein van de Mechelse binnenstad. De Sint-Romboutstoren beheerst het plein. Je ziet hem van overal. Aan de andere kant van het plein vind je het Stadhuis. De huizen rond de Grote Markt dateren uit verschillende tijden en zijn gebouwd in verschillende stijlen, onder meer renaissance uit de zestiende eeuw en rococo uit de achttiende eeuw.
|
Het standbeeld "De Moeder", op de binnenplaats van het Stadhuis. Een 16e-eeuws wandtapijt over de slag van Tunis in één van de zalen van het stadhuis.
|
Het Kanaal Leuven-Dijle vertrekt op de Vaartkom in Leuven en eindigt in de samenvloeiing Zenne-Dijle bij het Zennegat. In Mechelen is het kanaal beter bekend als de Leuvense Vaart. De Brusselpoort is de laatst overgebleven stadspoort van 12, ze werd gebouwd tussen 1264 en 1268 en was de hoogste van de Mechelse stadspoorten, daarom werd ze ook Overste poort genoemd. Het gebouw is opgetrokken in Doornikse steen, en rond 1400 verhoogd met Balegemse steen (lichtere kleur). Het behoort tot de Scheldegotiek. Naast de functie van toegangspoort werd het gebouw indsdien nog voor andere doeleinden gebruikt. Zo was er onder andere een politiekantoor.
|
Hanswijkbasiliek Volgens een legende liep rond 988 een schuit, beladen met koopwaar, aan de grond op de Hanswijkdries en kreeg men de boot pas vlot na het aan wal brengen van het Mariabeeldje. De inwoners besloten hieruit dat Maria ter plaatse wenste vereerd te worden. De huidige barokke Onze-Lieve-Vrouw van Hanswijkkerk (1663-1681) werd opgetrokken naar ontwerp van beeldhouwer-architect Lucas Faydherbe. De kerk is uniek door haar uitzonderlijk grondplan die bestaat uit een combinatie van een centraalbouw met koepel en een traditionele driebeukige ‘basilica’.
|
De Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijlekerk is een gotische kerk. De oudste vermelding van Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle dateert uit 1236, toen de parochie werd opgericht. Voordien was de pastoor steeds een priester van het kapittel van de Sint-Rombouts. Van het toenmalige gebouw is er niets terug te vinden; het werd mogelijk vernield door de stadsbrand van 1342. De huidige kerk dateert uit de 14e, 15e en 16e eeuw. De kerk wordt tot de Brabantse gotiek gerekend.
|
Aan de Dijleboord in de Lange Schipstraat staat sinds een paar jaar het opmerkelijke en schitterende beeldhouwwerk van Ernest Wijnants: 'de drie Gratiën'.
|
De Centjesmuur in Mechelen is een overblijfsel van de oude stadsomwalling vlakbij de toenmalige Antwerpse poort en tevens een afsluitingsmuur van het Mechelse begijnhof. De Lobbe kazerne : de predikheren kwamen naar Mechelen in 1651 en verkregen in 1652 toestemming om een klooster met kleine kapel op te richten. De predikheren werden in 1796 door de Fransen verjaagd, het klooster werd in 1798 verkocht aan het bestuur der Godshuizen en ingericht als bejaardentehuis; militair hospitaal vanaf 1809. Tussen 1930 en 1940 was het de kazerne van het 7e Linieregiment, onder bevel van Hector De Lobbe. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vonden Duitse bewakingstroepen hier een onderkomen. Thans omgebouwd tot bibliotheek.
|
Mechelen in winter
|